Die New York Times-kop mailde een gniffelende vriendin me dinsdag als een vroege verjaardagsgroet, nadat anderen me eerder al hadden gewezen op omineuze krantenkoppen als ‘Donkere wolken boven Pontiac ‘ en ‘Pontiac aan zijden draad’. En vandaag ligt op tafel naast de taart het avondblad met voorop een foto van een Pontiac met de tekst ‘Pontiac, rock ‘n’ roll op wielen, verdwijnt’ …
Wie ‘Pontiac’ al veertig jaar als nom de plume gebruikt, moet tegen zulke grapjes kunnen . Reclameslogans als ‘Dollar for dollar, you can’t beat a Pontiac’ of ‘Wherever there’s Youth and Fun there’s Pontiac!’ waren per slot van rekening ook ooit goed voor een lach.
Veertig jaar is overigens niet helemaal correct want toen in 1969 voor het eerst door mij geleverd tekenwerk van de persen rolde, vond ik als aankomend hippie dat zoiets als een naam onder een tekening uit den boze was, want bourgeois en egomaan. Een vignetje van een kat met een diepzinnig uitroepteken tussen de oortjes, ‘Holy Cat’ genaamd, was toch beduidend relevanter dan de naam Peter Pollmann, waar ik me trouwens voor schaamde. Te Duits, zeker gezien het oorlogsverleden van mijn vader, over wie ik dertig jaar later het boek Kraut zou maken.